Vanuit Antigua was het een paar uur rijden naar de grens met Honduras. De weg voerde dwars door Guatemala Stad, de hoofdstad van het land met ruim drie miljoen inwoners. Om de files voor te zijn moesten we onchristelijk vroeg vertrekken: om kwart over drie(!) in de nacht ging de wekker al. Bij duisternis was de stad vol lichtjes een mooi gezicht. In ieder geval mooier dan overdag, want dan is Guatemala Stad doorgaans met een dikke laag smog bedekt.
Omdat het regenseizoen was kwam er soms een enorme hoeveelheid water naar beneden. Dat zorgde plaatselijke voor stukken rots en bomen die naar beneden waren gekomen en de weg versperden.
Enkele kilometers landinwaards lag onze bestemmming; de Maya stad Copan. Bij het betreden van de jungle waarin de ruïnes verscholen liggen werden we begroet door kleurrijke wilde papegaaien!
Copan is het meest zuidelijk gelegen Maya bolwerk, bekend om de vele inscripties die er gevonden zijn. We werden door een enthousiaste lokale gids rondgeleid die veel over het historie van het gebied wist te vertellen. Copan beleefde haar gouden jaren zo’n 400 jaar na Christus en had toen ruim 40.000 inwoners. Het was nu een indrukwekkend monument van vergane Maya-glorie, waar midden op de ruines struiken en zelfs hele bomen groeiden.
Onderzoekers waren nog steeds druk bezig nieuwe bouwwerken op te graven en te restaureren. Na het bezoeken van deze archeologische zone gebruikten we een lunch in een nabijgelegen dorpje en na dit bliksembezoek reden we alweer terug naar de grens met Guatemala, naar de volgende standplaats: Rio Dulce.